De man, waartegen ik net zei dat ik zelfs
het antwoord op de vraag niet wist
als hij me dood zou slaan, komt op me af
met zo'n dat zullen we nog weleens zienblik.
Ik krimp ineen en wil mijn tenen krommen,
maar bang ze plat te knijpen, te vermorzelen,
laat ik ze rechttoe. Beesten die een poot verliezen,
taal die een koutje heeft gevat, een rat zonder staart.
Ik weet het niet, roep ik hard. De ramen tintelen.
Te laat. Dood ben ik. Mijn laatste woorden waren juist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten