woensdag 15 december 2010

Ruzie

Als met het halfvolle of -lege glas
is het interessant eens na te gaan:
wie van ons staat er nu echt
aan de overkant? En wat de taal
daar dan precies mee zegt.

We staan in elk geval beiden
op onze eigen grond
en geen van ons niet aan de anders overzijde.

Maar voor een buitenstaander,
iemand die dit tafereel aanschouwt,
staat vast en zeker één van ons centraal.

Of is het als met dat eeuwig groenere gras
en ziet de kijker dat verhaal?

Maar dan: betrekt deze dit spreekwoord
niet altijd op zichzelf? En zou dat dan
betekenen dat ons gebekvecht
minder erg of juist nog heviger is dan het zijne?

Het zijn de vragen waarmee ik me bezighoud
als ik jouw huwelijksbed weer eens geschonden heb.
(Of schond jij nu juist het mijne?)

Soms

Soms was het te makkelijk voor woorden,
dan hield jij je mond, en opende ik de mijne af
en toe, waarop jij er een hand op legde
als een deken over twee blote, bibberende kinderen.

Zo bewogen je vingers, wapperden ze bijna,
en zo verhulde je het lichaam van mijn lippen.
Je keek me aan en zag me door de vingers
van je linkerhand. Mijn lippen krioelden van plezier.

Ze werden een kus en telkens als ik die aan je wilde geven
trok je het deken van ze af en liet je ze naakt
en met alleen elkaar hier. Het was te makkelijk,

vond jij, om onze monden te misbruiken
en ermee te zeggen wat we wilden, of het nu
met een kus was, een glimlach, of met woorden.

We verstilden.

zondag 12 december 2010

Psychose twee dubbelepunt nul

'She thought she could make us come / by simply waving her hand.' - Yuko

O, zeg me, waarom de kippen fluiten.
De vogels spinnen en de kat blaft naar de buren.
Waarom de hond van hiernaast muziek blijft luisteren,
waarom ik zit te tollen rond een wond.

Snoer me de mond met laptoptassen,
vergas mijn zicht met lijntjes coke. Trek een grens
nog voor waar ik zal eindigen, neem een foto
van een mens en glimlach hem vliegklaar.

Vraag niet waarom ik weten wil wat ik wil weten
maar bedenk iets op het stollen van mijn groet.
(Ik zwaai wel maar ik zwaai niet meer.)
En doe wat aan die lamgezopen voet.

In godsnaam wees de vrede tussen hier,
de tegels, en het nu, half vijf. En weet,
maar weet ook echt: ik heb verloren
van veertien glazen en een kind van voren.

Verkort mijn regels, plak de zegels
voor een gratis startpakket.
En gedraag je als een heus penceel,
verhul de gaten in mijn kraag.

Wees mijn achtste maag.
Vertraag. Versnel een laatste maal.
En kus me, op mijn ochtendlicht
maar verlaat daarna mijn zaal.

zaterdag 11 december 2010

Op een dame

voor Lotte

Zoals men een kind vasthoudt
dat zeer waarschijnlijk het leven gaat laten,
zo hield jij mij vast toen die nacht dat we
van dit of dat wat veel hadden gebruikt.

Zoals je op gezette tijden drinken kunt.
Of moet. Zo drink ik op een gezette dame.
Eentje uit de categorie: waar je veel van hebt
moet je veel van houden.

En als we dan eens samen, in staten
ver van hier, komen te zijn, dan zeg je me
de waarheid en sprenkel je je veel

te dure wijn over je eigen meubilair.
Je bent een dame van het type vrouw-met-flair
al ben je op het eerste zicht nog vaak ietwat precair.

dinsdag 7 december 2010

Ne me quitte pas

Ik heb Jacques Brel om bij te huilen
en jou niet meer. Het is om van te janken
als een weerwolf vlak voor hij transformeert
op het moment dat hij begint te manken
wanneer hij telkens tevergeefs probeert
normaal te blijven en dan zijn menselijkheid verliest.

Zo ben ik jou verloren, zo liggen onze lijven
weer alleen in bed. Jij was aan zet en gooide
met een theatraal gebaar onze koningin omver.
Ze ligt nog na te tollen op het zwart-witte bord
van jouw grillen. Ik haast me naar het laatste veld
met een pion om die voor onze liefde in te ruilen.

Hem terug tot koningin te eren. Ik wou dat ik het kon:
jou weer tot dame promoveren.

woensdag 1 december 2010

De zee

naar Frank Eerhart en voor Berit

Frank Eerhart schreef dat een zee geen zeer heeft.
Berit zegt van wel. Plastic soep, olierampen, tonijn-
visserij, walvisvangst, hormonen uit de riolen, chemisch
afval en natuurlijk poep uit de rivier. Pisangst,

bloed van drenkelingen, kots van kinderen, nucleaire
oefeningen, het opspuiten van eilanden in de vorm van
een palmboom en de bodem van de zee snijdt zich
vaak aan scheermesjes. En er zijn piraten, enkelingen

die daar wat aan willen doen, hun verdriet. Nee, zegt Berit,
dat de zee geen zeer heeft geloof ik niet.
Ik zeg dat het wonden zijn, die de zee misschien
wel helemaal niet voelt. Berit zegt: Zoiets als voor altijd

onderkoeld? Dat de zee zich voor zichzelf behoedt? En ik zeg
dat ik dat denk, en dat de zee zich met zijn eigen tranen voedt.