dinsdag 30 augustus 2011

Some things never try

Een woord. Het soort allesomvattende dat lang niet
alles kan omvatten: overal. Net als nergens nooit
helemaal nergens is. Tenzij iets is opgelost bijvoorbeeld.
En dan nog. Dan nog. Niemand weet wat er komen zal.
En ook wat niet komt, komt. Bovendien, nooit moet ook eens zijn.

Er vliegt een grote vogel mijn leven binnen. Het moet iets
teruggeven. Zeg: mijn oude leven. Al weet ik dat ik er niks
in zal klaarspelen. Het waren jaren – ik blijf ze verkroppen –
die me donker maakten aan alle kanten. Tot ook ik
een verzameling was van plekken om me te verstoppen.

Sommige dingen worden nooit beter. Andere dingen blijven
het proberen en geven niet gauw toe dat ze bezig zijn
zichzelf kapot te willen. De rest laat zich begaan, laat zich
gevild en voor dood achtergelaten. 's Winters bevroren en
's zomers ontdooid. Sommige dingen proberen het nooit.

zondag 28 augustus 2011

Manifest

een bekentenis

Ik ben verliefd op de vrouw in mijn gedichten,
soms een meisje nog, soms ziek en soms gestorven.

Bedolven onder taal ligt zij vaak naakt in het bed
van mijn gedachten. Nachtenlang laat ik haar wachten
op de dag dat ik haar noem. Als er iemand roem
toekomt, is het wel haar. Dankbaar sla ik haar gade.

Zie ik toe hoe zij de dingen zegt die ik niet zeggen kan.
Het mag dan niet mans zijn: ze zingt mijn lied, bemint
me en verliet me één keer minder vaak dan dat ze
met me samen kwam.

Zo zorg ik dat ze altijd bij me is. En wie denkt dat ik
de macht heb over haar, heeft het precies mis.

Ze is alle vrouwen die ik ken, en waarschijnlijk alle
mannen ook. Ze heeft geen naam en duizend gezichten.
Ze is een tovenares, een schilder en een architect.
Ze is alle huizen, alle bomen en de langste laan.

Ik ben verliefd op de vrouw in mijn gedichten
en zonder haar zouden mijn gedichten niet bestaan.

vrijdag 26 augustus 2011

Het is nog altijd

Alles is nu samen: de spiegel en het schilderij verbeelden
op
hun eigen manier realiteit. Een plaat zit in zijn hoes.
De
bank ligt langzaam af te koelen met nog een afdruk
in
haar kussens van de poes. De encyclopedie staat in tien

delen
één te zijn. Gedichtenbundels liggen gebundeld op de vloer.
Het
geluid komt van ver, net als de regen. Ze moeten elkaar
onderweg
tegen zijn gekomen en hebben gezegd: we gaan samen,
da's
beter. Twee volle asbakken doen wie het hardst kan stinken.

Verminkte
monsters liggen verkleed als hopen kleren.
Alles
lijkt zich nu al tijdenlang proberen vast te houden aan deze
ceremonie van het blijven. Onopgemaakt bed. Twee roerloze lijven.

Stof dat als woestijn is komen opgezet. Een valse piano houdt
haar
klanken krampachtig beet. Buiten een stel koeien in de wei.
Houten
hek gaat hand in hand met zijn verweren. Alles is samen.

De
dood mag dit begeren.

donderdag 25 augustus 2011

Alles is samen (1)

Alles is samen: de spiegel en het schilderij verbeelden
op
hun eigen manier realiteit. Een plaat zit in zijn hoes.
De
hond ligt met zijn favoriete kussen op de bank.
De
encyclopedie staat in tien delen één te zijn. Gedichtenbundels

liggen
gebundeld op de vloer. Het geluid komt van ver,
net
als de regen. Ze moeten elkaar onderweg tegen zijn gekomen
en
hebben gezegd: we gaan samen, da's beter. Twee volle asbakken
doen
wie het hardst kan stinken. Verminkte monsters liggen verkleed

als
hopen kleren. Alles lijkt zich nu al tijdenlang proberen vast te houden
aan
deze ceremonie van het blijven. Onopgemaakt bed. Twee roerloze lijven.
Stof
dat als woestijn is komen opgezet. Een valse piano houdt

haar
klanken krampachtig beet. Buiten een stel koeien in de wei.
Houten
hek gaat hand in hand met zijn verweren.
Alles
is samen. De dood mag dit begeren.

woensdag 24 augustus 2011

Alles is samen

Alles is samen en met elkaar: de spiegel en het schilderij
verbeelden op hun eigen manier realiteit. De plaat in zijn hoes.
De bank ligt langzaam af te koelen met nog een afdruk
in haar kussens van de poes. De bundels liggen gebundeld

op de vloer. Het geluid komt van ver, net als de regen.
Ze moeten elkaar onderweg tegen zijn gekomen en hebben
gezegd: we gaan samen, da's beter. Twee volle asbakken doen
wie het hardst kan stinken. Verminkte monsters liggen verkleed

als hopen kleren. Alles lijkt zich nu al tijdenlang proberen vast
te houden aan deze ceremonie van het blijven. Onopgemaakt bed.
Twee roerloze lijven. Stof dat als woestijn is komen opgezet.

Een valse piano houdt haar klanken krampachtig beet. Buiten
een stel koeien in de wei. Houten hek gaat hand in hand met
zijn verweren. Alles is samen. De dood mag dit begeren.

woensdag 17 augustus 2011

*

De dingen in dit landschap doen de dingen
zoals ze denken dat het hoort. Het koord valt
in een strop en hint daarmee de dood eens
meer van zich te laten zien. Het zelfbeeld staat

gebogen aan de waterkant en gooit een steen
door zijn weerspiegeling, die onderduikt om
nooit meer weer te komen. Het evenbeeld vangt
een glimp op van zijn echte zelf. Koortsdromen

flaneren door de nacht. En net als niets het hier
verwacht, drommen weerszijden samen tot een mens.
Het lacht. Neemt al bovengenoemde in de hand.

En verdwijnt in een geeuw van de morgen. De dag
begint, de dingen worden herboren. Het land
roept aan. De stilte spreekt voor zich.

maandag 15 augustus 2011

*

We gingen altijd lopen. Da's goed voor mij, legde ze me uit.
En naar de reden gevraagd, keek ze om (ze liep tien meter
voor me). Dan zei ze: zie je al dat groen hier, hoor je dat gefluit?
De vogels lijken het hier goed te doen. Ze klinken mooier, beter.

Altijd als ze ergens was, verlangde ze naar ergens anders zijn.
Niet omdat ze zich nu zo ontheemd voelde, of eenzaam overal.
Nee, zei ze, ik vind denken aan een andere plek gewoon zo fijn,
en als ik dat dan doe, wil ik er ook heen, dat moet ik dan. En zal.

We knuffelden geregeld, soms kreeg ik zelfs een kus op m'n wang.
Maar altijd moesten we bewegen; nooit stond ze volledig stil.
Zelfs als ze sliep bewogen nog haar benen. Ik vroeg: ben je bang?

Nee, hoor, zei ze, helemaal niet. Maar als er iets is dat ik niet wil,
dan is het wel bewegingloos door het leven gaan. Snappez-vous?
Toen ze ziek werd, werd ze eigenlijk pas beter. Ze was toen zo moe,

dat ze zei: het mag me dan totaal niet staan, ik leg me erbij neer.
Ze ging die avond voor het laatst naar bed. Ze vroeg: doet het je zeer,

mij niet meer te zien lopen? Ben ik niet als de zomer zonder vogels,
een koe zonder staren, of als een oude oorlog zonder kogels?

Ze bracht uitgerekend mij tot bedaren, terwijl juist zij op sterven lag.

Ze deed niet lang erna haar ogen toe. Ik sloot ze, dacht: de laatste keer,

dat je naar ergens anders mag. Daarna hoeft het nooit meer.