woensdag 23 maart 2011

*

We keken uren door het raam.
Er zat geen glas meer in. Samen,
zei je, staan we sterker.
En de wind ging door je haar.

Ik was al kaal. Wat is mijn naam,
dacht ik. De paniekaanvallen kwamen,
een groep soldaten die me in de kerker
stopten van het spreken. Jij was waar,

Dat wist ik zeker, maar...
De woorden bleven steken in de lege
grotten van mijn denken. En daar
heel even, lag ik naakt, verlegen,

op de grond. En toen ik opstond,
en jij was verdwenen,
ging ik, trillend op mijn benen,
staan wachten tot de dood me vond.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten