zaterdag 14 mei 2011

Nieuwe Waterweg

Nadat hij hem hele dagen had gedragen,
zei hij, even na hij hem had afgedaan altijd:
wat gek, het voelt bij vlagen net
of ik hem nog op heb, mijn pet.

En als er schepen langs voeren, wist hij altijd
wel een vracht voor ze te fabuleren:
die gaat met containers vol verdriet naar Afrika.
Of daar gaat een lading kleur voor paprika's.

En dan was hij heel de wandeling nog vrolijk,
omdat hij door metaal had kunnen zien.

Maar sinds de dag dat hij zijn pet verloor –
het waaide hard en niemand kon hem vangen –
riep hij soms alleen nog maar: hij is niet weg.
Hij is alleen per ongeluk aan boord beland,
van een schip met motorpech.

maandag 9 mei 2011

Bosques de mi mente

Bos. De chaos van traag door de aarde
naar buiten gestoken stokjes. Pilaren
waar geen donder op rust. Hooguit
vogels en kleine, stoute meisjes. Of de lucht.

En jij: het grote, stoute meisje.
Zoals je met een lange zucht, verwoede
armgebaren, gaat zitten op een tak.
Met je rug tegen de stam.

En hoe je daarna, vanuit de hoogte,
roept dat ik ook moet komen, en waarom.
Hoe je me vervolgens klein noemt.
Maar wel lief. En zonder het te menen stom.

En hoe je je uiteindelijk weer af laat glijden,
lachend om hoe je kleren scheuren.
Tranen in je ogen van de pijn.
Zo, en zoals jij in het bijzonder,

zouden alle dingen moeten gebeuren.

donderdag 5 mei 2011

*

naar Herman de Coninck

Ik heb geen enkele foto waarop je lacht,
alleen eentje van in de tijd dat je nog haar had –
je kijkt er serieus op, en een beetje boos –
en één van uit de tijd waarin je hoofd
en alles in je leven kaal geworden was – idem. Nu.

Wat daartussen gebeurde, en nog steeds gebeurt,
is te zien aan elke avond volle tafels lege glazen.
Je vingers, broos, om (en dit is echt je laatste)
een glas jenever heen geslagen.
Elke avond zeeën alcohol tegen een immens misschien.
Misschien wel morgen dood. Of pas over tien jaar.
Je lacht nooit meer. Je wacht alleen nog maar.

*

Bij jou was het altijd zondag. Elke avond
sneed je het vlees. En als het aan jou lag,
riep de kerk ons iedere morgen bijeen.
We dronken hele dagen thee.

De koekjes waren nooit te droog. Fietsen
deden we niet alleen niet, we hadden er zelfs geen.
Nietsen was ons heel gewoon: we waren er druk mee.
We lagen op de bank te lezen, of we speelden Bach.

En als iemand onverwacht zijn hand verplaatste,
vertelde iemand dat aan iedereen. En de laatste
die het te horen kreeg, vertelde het aan jou.
Jij wuifde het dan weg, zei dat het niks was.

Je had zes kinderen, twee honden en een vrouw.
En je had de heg. Die nooit werd gesnoeid.
En na alle keren dat je ons uit de Bijbel voorlas,
zei je: zo, Hij heeft zich weer met ons bemoeid.

dinsdag 3 mei 2011

Hidden track

In een kamer waar de rook zich vult
met lucht die ruikt naar oudere,
en waar een vrouw zit te vergeten
dat ze dood wil en naar hem,

hoort ze overal haar eigen stem:
op radio en televisie, aan de telefoon.
Boekenkasten staan er krom van weten,
maar ze weet het zelf allang niet meer.

En op de schaars heldere momenten,
als ze een plaat draait en een hidden track
begint te spelen, kan ze telkens denken:
muziek valt vooral op wanneer het,

na een paar minuten stil te zijn geweest,
opnieuw gaat klinken. En dan gelooft ze ook
dat hij zich maar een paar jaar stilgehouden heeft,
straks gewoon weer naast haar staat,

'Mooi hè?' zegt, en de plaat omdraait.

zondag 1 mei 2011

NuNu - NuNu (2011)

Zondag. De piano klinkt. Ik sta met Elke in de kamer.
'Vandaag heeft de zon me doen blozen,' zegt ze.
En ze wijst naar boven. Naar het plafond,
dat ze blauw heeft geverfd, met in het midden,
rond de kapotte lamp, een gele stip.
'En ik doe het nog steeds.'

Plots denk ik aan de tijd, zeg: 'Eigenlijk is het altijd nu.'
'Ja,' zegt zij, 'er was een nu voor ik verbrandde,
en op het ogenblik ben ik al heel wat hedens rood.
Eerst hop je superlang van nu naar nu,
en op het einde ga je. Dood.'

Ze stapt in haar boot, die ze met stoepkrijt
heeft getekend op de grond.
En zegt: 'Het leven: je kunt het krijgen,
en gekregen verplicht tot teruggeven.
In de tussentijd is het ontelbaar keren nu.'
Ze vaart weg. Ik zwaai. En houd mijn mond.