zondag 25 september 2011

Dit gedicht

Haar gedichten stonden als tuinhuisjes:
ze konden wel de wind verdragen en dan
vooral van voren, maar ze waren te klein,
te rommelig om in te wonen.

Het regende. We zaten onder een stel woorden,
die we hadden als een kat haar eigen staart
en die we achtervolgden. Ze zei: zal ik er ooit
één bouwen waar we oud in kunnen zijn?

Doodgaan, tegelijk, en zeggen, vlak voor
dat we gaan: dit gedicht, ik heb ervan gehouden,
ik heb erin geleefd, ik heb erin gedroomd.

Ik heb ervan genomen wat er van te nemen viel.
Dat we stil worden. De taal rondom ons instort.
En beiden weten: ik heb het uitgewoond.

zondag 18 september 2011

Gescheurd papier

We staan aan een meer en neuriën een Spaans,
minimalistisch lied. Ze zegt: achter ons liggen de
bossen van mijn geheugen, en voor het meer van
weet ik niet. Iets met vergeten, maar dan mooier.

Herinneringen blijven. Ook als ze verdwijnen. Dan
blijft het gemis. Niet precies weten wat er niet meer is,
maar beseffen dat het verloren is gegaan. Opgegaan in
witte stukken vel waarop je graag verheldering zou zien.

Ze zegt: dat heb je mooi verwoord. Nu gaan we terug
naar huis, zodat ook dit snel een herinnering zal zijn.
Ze gaat staan, maar ik blijf zitten. Op deze foto, zeg ik,

wil ik wonen, in deze opname voor altijd blijven. Laten
we niet gaan, maar ons nestelen in een voortdurende
gedachtenis. Tot ook die een nagedachtenis geworden is.

Het is zondag

Jij zegt: je verwijt de stilte dat ze stil is. Je gaat verliggen
met ogen die op onweer staan. Je zucht een storm.
Jij struikelt, zeg ik, vooral over je eigen vorm. De inhoud
heb je ergens heel diep weggestopt. Waarin? vraag je.

In de deken, zeg ik. En je zoekt. Je zoekt wel een kwartier.
Dat dit geen grappen zijn, zeg je dan, en je gaat zo ostentatief
op je rug liggen dat het pijn doet om te moeten aanzien.

Zullen we niet eens gewoon bezwijken? vraag ik dan.
Aan loze beloftes, verzinsels en fantasieverhalen?
Zodat je niet zo hoeft te balen continu en gewoon weer eens kan lachen?
Je lacht. Alsof het daar om gaat! Je bent gestoord.

Buiten blaft dan toch een hond.

Ik word er moe van, zeg je, al die geluiden.
Ik zeg: wie is hier nu eigenlijk gestoord,
de wereld zelf, het leven, die zijn toch het allergekst?

Je zegt: de heks verwijt zichzelf dat ze anderen behekst.

donderdag 15 september 2011

Kermis

Zij was met hem op de kermis en hij vooral met zichzelf.
Hij rookte lange sigaretten die zijn idee bij het verstrijken
van zijn uren minutieus weergaven: zowel het rookwaar
als de tijd moesten aan.

Dan diende men er zo hard als mogelijk aan te zuigen
om zichzelf er langzaam mee naar de verdoemenis te helpen.

Niets weerhield er ook maar iets van op te houden.
Niet de felle lichten, niet de wind, niet het braaksel
op de grond en niet de geluiden.

Toen zij begon te huilen, sloeg hij geen arm om haar schouder,
haalde hij geen hand, geen vinger door haar haar,
en gaf hij haar geen kus.

Zij keek hem hoopvol aan. Ze rilde. Wilde dat het hielp.
Hij gaapte slechts: jij bent verliefd, en ik, ik ben verveeld.