maandag 31 oktober 2011

Halverwege

We speelden een countryliedje na en je brak
bij wijze van spaak mijn soepstengel. De oudste
stoel werd het zieke paard en ons bestolen kamp
was de lege speelgoeddoos. Het meegenomen geld:

dof bestek. Het hek dat ons insloot elkaar. Je vroeg
versta jij het, wat zingt ie? Ik zei ik hoor niets tot de
whisky. En we dronken water tot we klotsten en we
hikten en we hinnikten tot je brieste dat het paard

nog moest eten. Je maakte van een servetje een zak
waar je een brandende lucifer in stak. Nu zal niemand
ons lastigvallen, zei je trots. Een plavuis werd de rots

waar je op ging slapen die nacht. Je zult wel niet zien
hoe het met me gaat, zei ik, maar ik ben blij dat ik hier
met jou zit. Ik was een roestige spijker in verloren staat.

donderdag 27 oktober 2011

Aun hay espacio

Ik zat aan de rand van zijn bed en hij sliep.
Vredig als een kat die op de bank lag te spinnen,
vredig als een man die ziek was, maar nog even had.

Zijn handen lagen in de houding, klaar om dood te gaan,
maar wel op zijn manier, met links een opgestoken duim,
en rechts zijn middelvinger. Die was voor god.

Zijn ogen gingen open en toen hij me zag, vertelde hij
bevlogen over scheepjes die konden varen
op het geluid van spelende kinderen en ik nam
de weken erna alles wat daar iets van weg had op.

Ik zat weer aan zijn bed. Hij wees zwijgend naar buiten,
naar de maan. Hij vouwde van zijn laken een schip. Ik vroeg
of hij al wilde gaan? Hij knikte. Ik nam mijn opnamen erbij
en speelde ze volledig voor hem af. Bedankt, zei hij.

woensdag 26 oktober 2011

Gebroken

Er ligt gebroken kroepoek op de grond.
Gevallen, zegt ze. Niet gegooid? vraag ik.
Nee ik, zegt zij. Ik loop op haar af.
Onder mijn voeten kraakt het eten.

Ik heb... beginnen we tegelijk. Wat jij?
Weer allebei. Jij eerst, zegt zij. Ik heb
mijn tanden niet gepoetst. Ze lacht, zegt:
En ik een blok beton op mijn geweten.

Ik vraag waar ze inhoudelijk op doelt.
Ze zegt dat het op misverstanden stoelt,
maar dat ze niet maar voor één keer gevallen is

en zeker niet alleen voor mij. Ik blijf kalm,
zeg dat ze niet alleen de kroepoek heeft verknald.
Langzaam breekt dan toch mijn hart. Het valt.

zaterdag 22 oktober 2011

Triktrak

Alles is een spel, zeg je. Stapels heb ik doorgespit
en kwam uiteindelijk bij triktrak uit. Twee spelers,
zwart en wit, die worden geboren uit een vakje,

volledig moeten zijn ingespeeld voordat ze elkaar
tegen mogen komen, samen verder mogen gaan.
Het lijkt wel angst, zo hard als ik verdedig en zo laf
als dat we elkaar slaan.

We zijn vaak deels bij af terug, maar
met het geluk dat uiteindelijk de liefde overwint,
komt er één als eerste aan, die heeft gewonnen.

Waaraan we zijn begonnen, vraag ik, halverwege,
we hebben elkaar zojuist voor het eerst gezien.
Ik weet het niet, zeg jij, aan eindigen misschien.

donderdag 20 oktober 2011

1

Regen maakte meren. Over hun bodem
liep ons pad. Oversteekstenen, zo glad
als we die dag alles vergaten waar we
anders zo mee zaten. Wat ons wel dwarszat,

waren de kilometers die achter ons lagen –
de terugweg liet het niet toe nog te keren –
maar ook het klimmen en dalen dat nog
voor ons lag, zagen we niet langer zitten.

We rustten wat en rustten nog wat langer,
tot het stilzitten te koud werd en het lopen lonkte.
Onze benen verstijfden al bij de gedachte.

En toen ik zei dat dit niet was wat ik er tevoren
van verwachtte, werd je boos, je vond me zwak.
Je liet opzettelijk een tak los in mijn gezicht.

zondag 16 oktober 2011

Zelfportret als Anne Broeksma

Natuurlijk zijn er mannen verliefd
op mij, of boos of jaloers. Ze heten
bijvoorbeeld met een J. Ze kunnen
weinig verdragen, maar ik sla ze
rustig gade, vanaf mijn podium,
waar ik eigenlijk altijd op sta, ook
als ik eens niet hoef voor te dragen.

Maar ik spreek zo mooi, ik weet
zoveel, ik heb van alles wel een
beetje kaas gegeten of ik kan in
elk geval heel goed doen alsof.

Mijn gedichten schrijf ik keurig
netjes over in een schrift, dat
vinden de mensen leuk, zo'n
imagootje. Ik berijd ook graag
stokpaardjes, of heb het wel
over andere dieren. Bovendien
wil ik een kind en wie dat raar
vindt, duw ik dat gerust een
keer meer door de strot.

O ja, trouwens, in Delft was ik
met zo'n man, of eigenlijk twee.

En belde ik met God.

zaterdag 15 oktober 2011

Schiereiland

We waren een tijdje samen, helemaal, op zoiets
als een schiereiland en we staken elkaar de ogen
uit: zie je hoe goed ik met iemand kan samenzijn,
kijk je wel, ik raak er met de dag een beetje beter in.

En we kéken onze ogen uit, naar de zee, we zeiden
dingen als: stel je voor, de horizon die geen zin meer
heeft en een lus legt in zichzelf. Of: als we een bootje
waren zouden we zinken van geluk. Of we zeiden niks.

Dat waren de mooiste momenten. Stiltes die geen pijn
deden, maar er waren om het leven luid te laten zijn.
Op een dag spraken we af dat we het zo zouden doen:

we zeiden hele dagen niets, tot de zon onderging,
dan verzuchtten we dat mooi altijd korter duurde
dan niet mooi, en daarna gingen we slapen.

maandag 10 oktober 2011

Illusies

voor Pieter Van Parijs

Zag je een foto van jezelf, zei je kijk
dat ben ik, zie je hoe gelukkig ik daar leek,
het is me daarna nooit meer gelukt.

Ga je gebukt onder dat beeld van
zie mij nou stralen en gaat het gepaard met
verdrietige gedachtes.

Je wachtte nachten op iets dat groeien moest,
en niemand mocht zich ermee moeien,
er hooguit naar gissen: je geest, het gras erover,

of een baard. Je had een lepel in je hand en at
te hete soep, alle dagen. En als ze ernaar vragen nu
zeg je dat het iets moet zijn met chemicaliën

en daar de werking van, iets in je hoofd en iets
met het verleden. Je zag een foto, dat is waar,
en hebt uit alle macht je eigen blik vermeden.