donderdag 26 januari 2012

Flarden

We hebben samen een bed, jij de dekens,
ik een slaapgebrek, jij nog altijd kou, ik last
van ieder geluidje: gelach van buiten, werk
aan het spoor ver weg, ritselende muizen,
hoe het ergens in een naastgelegen kamer lekt.

We hebben afgesproken: zolang er één slaapt,
mag de ander ernaar kijken, dus staar ik
en wacht de momenten af waarop je uit het niets
plots iets zegt. Alsof je even wakker was.

Zullen we er een boot van maken? vraag je, of
je zegt: ik ben het daar volstrekt mee oneens.
Wat? zeg ik, wat zeg je? Niks, je moet me laten.

Ik probeer me de dromen voor te stellen waaruit jij
begint te praten. In de morgen ben je ze vergeten.

Je wilt van de dingen die je zei vannacht overdag niets weten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten