zondag 1 januari 2012

Poëzie

voor D.

Alleen wanneer er nog niets op papier staat,
staat alles er nog: hoe de takken van de bomen
op 1 januari zwaar waren van regen, hoe we
met paraplu door de stad zwoegden, wind tegen.

Hoe je zei: kus de Labello van mijn lippen,
hoe ik dat deed en hoe ik er bijna van moest
overgeven. We stonden op een brug, straatstenen
lagen tussen spiegelplassen met daarin de stad

van onder. Er gebeurde niets op straat, behalve
voetgangers. Wij in het bijzonder. Een dode vogel
lag uiteen gereten op de stoep. Je wees, zei:

da's 't leven. Ik streelde je vaarwel, stoof op huis aan,
heb dit alles opgeschreven en besloot met: opdat wij
voor altijd tussen bijna alles mogen blijven staan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten