woensdag 13 april 2011

In april

We staan in de tuin, ik leg een hand voor je ogen
en hou je voor: de tuin is honderd meter diep en
er staan hoge bomen. Er zijn plaatsjes om te zitten
in de zomer. En er stromen beekjes die ontsprongen
in de bergen, die je tussen de bomen door net ziet.

Je geniet van het idee en zegt: ik was hier eerder.
Precies op deze plek. Je snuift de geur op van lavendel.
En je wijst blind aan waar de schutting werd beklommen
door planten die dat doen. Je zegt: het immergroen,
de rododendrons, bloessem in de lente en de dennen

Je laat je verwennen door de herinnering aan alle dingen.
Je zegt we zongen aan het kampvuur bij de heg.
Dan haal ik m'n hand weg. En je ziet niks van alles
wat we noemden. Je kijkt bedroefd en draait je om.
Begint dan toch te lachen. Op klaarlichte dag, zeg je.

En kijk eens hoe hij straalt! Ik vraag wat je bedoelt.
Je zegt: misschien geen tuin, maar we hebben,
in de tijd dat we ervan droomden, wel de volle maan gehaald.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten