maandag 6 februari 2012

Winter

We verschoven het bed zo dat het
heel de morgen zon zou krijgen.
Zij lag naakt en zei: ik wil mijn huid
afritsen en uitspreiden, wil jij hem

dan gladstrijken? Ik zat in een stoel
en keek naar hoe ze plat en met al
haar ledematen zo gestrekt mogelijk
onder een deken van licht lag.

Een wolk gleed langs en deed het uit.
Ze rilde. Wilde je niet ook, vraagt ze,
dat het altijd vroor, met glas tussen ons

en de zon. Binnen warm en buiten op
de gracht de schaatsers voor het geluid.
Kom je? De zon verlaat zowat de ruit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten