zondag 28 augustus 2011

Manifest

een bekentenis

Ik ben verliefd op de vrouw in mijn gedichten,
soms een meisje nog, soms ziek en soms gestorven.

Bedolven onder taal ligt zij vaak naakt in het bed
van mijn gedachten. Nachtenlang laat ik haar wachten
op de dag dat ik haar noem. Als er iemand roem
toekomt, is het wel haar. Dankbaar sla ik haar gade.

Zie ik toe hoe zij de dingen zegt die ik niet zeggen kan.
Het mag dan niet mans zijn: ze zingt mijn lied, bemint
me en verliet me één keer minder vaak dan dat ze
met me samen kwam.

Zo zorg ik dat ze altijd bij me is. En wie denkt dat ik
de macht heb over haar, heeft het precies mis.

Ze is alle vrouwen die ik ken, en waarschijnlijk alle
mannen ook. Ze heeft geen naam en duizend gezichten.
Ze is een tovenares, een schilder en een architect.
Ze is alle huizen, alle bomen en de langste laan.

Ik ben verliefd op de vrouw in mijn gedichten
en zonder haar zouden mijn gedichten niet bestaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten