zondag 25 september 2011

Dit gedicht

Haar gedichten stonden als tuinhuisjes:
ze konden wel de wind verdragen en dan
vooral van voren, maar ze waren te klein,
te rommelig om in te wonen.

Het regende. We zaten onder een stel woorden,
die we hadden als een kat haar eigen staart
en die we achtervolgden. Ze zei: zal ik er ooit
één bouwen waar we oud in kunnen zijn?

Doodgaan, tegelijk, en zeggen, vlak voor
dat we gaan: dit gedicht, ik heb ervan gehouden,
ik heb erin geleefd, ik heb erin gedroomd.

Ik heb ervan genomen wat er van te nemen viel.
Dat we stil worden. De taal rondom ons instort.
En beiden weten: ik heb het uitgewoond.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten