donderdag 3 mei 2012

*

We leggen munten op de rails, tot
de trein ze verminkt en plat maakt,
kortstondig verwarmt alsof ze voor een
land zijn waarin we daarmee en alleen zo
lang ze warm zijn kunnen betalen. En zo

heb ik haar lief: zij die zichzelf vermomt
als zichzelf, zich plat probeert te maken.
Zo kort als ze warm is.

Dat ze achter een boom gaat staan, te smal
om achter te verdwijnen, roept: ik ben verstopt,
je zult je me nooit meer vinden.

Dat zij het land is waar ik naartoe ga,
maar niet in mag, platzak met haar probeer
te praten.

Hoe akelig verfijnd kan alles zijn? Zo akelig
als wat leeftijd doet met wijsheid: haar met
elk beetje meer verzwaren. Tot ze letterlijk
ondraaglijk is geworden, tot ik de laatste

munt bewaren mag en heel moet laten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten